Deze week ben ik bezig geweest om een woordenlijst voor te bereiden en te oefenen. Een van de doelen van mijn opkomende onderzoek is uit te zoeken hoe verschillend of hetzelfde de dialecten zijn van de taalgroep waar we onderzoek gaan doen.

Wat?

We hebben een lijst samengesteld van 213 woorden. De eerste 126 zijn zelfstandige naamwoorden. Die hebben we gegroepeerd naar semantische betekenis. We beginnen met allemaal lichaamsonderdelen, dan huishoudelijke zaken, daarna natuur woorden zoals zon en maan. Ook hebben we dieren, familiewoorden en tijdsaanduidingen. Daarna komen de bijvoegelijke naamwoorden, telwoorden, vraagnaamwoorden, werkwoorden (die erg lastig zijn!) en als laatste de voornaamwoorden. Deze lijst is gebruikt voor de meeste onderzoeken hier in Zuid Azie, en bijna alle woorden zullen linguisten over de hele wereld voor hun onderzoek gebruiken.

1.

body

जीउ

dʒiu

(Hindi word, more formal)

शरिर

sʌɾiɾ

2.

head

टाउको

ʈauko

3.

hair

कपाल

kʌpal

4.

face

अनुहार

ʌnu(h)aɾ

मुख

mukʰ

5.

eye

आँखा

ãkha

6.

ear

कान

kan

7.

Nose

नाक

nak

8.

mouth

मुख

mukh

9.

tooth

दाँत

dãt

10.

tongue

जिब्रो

dʒibɾo

De eerste 10 woorden van de Woordenlijst; in het Engels, Napelaas en in fonetisch schrift.

Waarom?

We willen woordenlijsten hebben van de vier vermoedelijke dialecten die er in onze onderzoeksgroep zijn. Dan kunnen we achteraf de lijsten naast elkaar neerzetten en zien hoeveel ze verschillen of overeenkomen. Wanneer bijvoorbeeld de verschillende ‘dialecten’ minder dan 60% overeenkomende woorden hebben, kunnen we zeker zeggen dat het verschillende taalgroepen zijn. Tussen 60-80% is een grijs gebied, en meer dan 80% kunnen we redelijkerwijs zeggen dat ze van dezelfde taalgroep zijn. Misschien ontdekken we dat 1 dialect een stuk sterker verschilt van de andere 3. Dan zou bijvoorbeeld geadviseerd kunnen worden om 2 taal-projecten te starten in plaats van 1.

Hoe?

Ik noem het woord in het Napelaas en/of Engels en de ondervraagde zegt het woord in zijn eigen taal. (Soms zullen ze geen van beide talen kunnen, dan gebruiken we een vertaler, die beide talen machtig is.) Natuurlijk ken ik zijn eigen taal (nog) niet, dus dan schrijf ik het woord fonetisch op. Ik heb het internationale fonetisch alfabet geleerd in Engeland. Elk geluid dat we kunnen produceren is te vinden in dit alfabet. Nadat ik het woord heb opgeschreven, probeer ik het woord precies goed uit te spreken. Dan ontdek ik snel genoeg of ik het goed heb opgeschreven, want de persoon zal meteen zeggen wanneer het niet helemaal (of helemaal niet) klopt. Vaak kijk ik dan intensief naar hoe de mond zich vormt en waar de tong zich bevindt. Dat kan hilarische momenten opleveren.

Met wie?

We hebben deze woordenlijst gedaan met een man van 29 die zelf uit het dorp komt en op dit moment tijdelijk in de hoofdstad woont. Hij spreekt de taal goed en gaat binnenkort weer voor een lange tijd naar het dorp. We hopen hem te vragen met ons mee te gaan als taalhulp tijdens ons onderzoek. Op de foto zie je ons bezig met de woordenlijst. Hij vindt het erg leuk om ons ‘zijn’ woorden te leren. Hij is trots op zijn eigen taal. Wij hopen voor hem en zijn taalgenoten op de lange termijn educatie in zijn eigen taal mogelijk te maken en hopelijk ook het evangelie in zijn eigen taal.